Publications, poëtical impressions and fragments of introductions.
Telkens ik hier in je atelier rondloop,
dan bekruipt mij altijd weer een zéér bijzondere rust…
ook bij het bekijken van je schilderijen,
een rust die niet te definiëren valt
maar er gewoon is !!!
(…) en toch hoeft alles niet gezwegen. Maar alles hoeft ook niet gezegd.
Ik ben Jacky Duyck dankbaar voor het feit dat hij ons wil begeleiden om dergelijke stappen mee te kunnen zetten.
Jacky Duyck is zo’n kunstenaar. Hij is een stille, rustige lieve man. Zijn kunst is van een heel bijzondere aard.
Zijn ogen zien ver en wijd. Het is alsof hij ziet met de ogen van de schepper. Zoals heel de schepping ademt en een ziel heeft, zo ervaar je in zijn werken de adem van een fel bewogen en creatieve geest. Zijn werken spreken een taal, die je alleen met het hart kunt ver-staan. Zijn diepste gedachten bloeien open in schoonheid.
Alles bij hem is geboren uit een intense liefde voor de natuur en voor alles wat leeft.
Hij voert je binnen in het wonder. Hij voert je binnen in de ruimte, in de oneindigheid, in het mysterie.
Zijn werken zijn een uitnodiging tot bezinning.
In zijn kunst breekt de stilte door, waaraan onze tijd zo’n behoefte heeft.
Het lawaai is een van de ergste bezoedelingen van het menselijk milieu. Een confrontatie met de werken van Jacky Duyck kan mensen tot rust brengen en zou in bezinningscentra en scholen wegen kunnen openen naar innerlijkheid.
De kunst van Jacky Duyck draagt bij tot een betere wereld, of schoon heel wat critici denken, dat dit voor niets nodig is. Zij functioneren meestal in commerciële circuits en zeggen meer over de financiële mogelijkheden van de promotoren dan over de waarde van de kunstwer-ken. Goedheid en schoonheid zijn geestelijke waarden en als dusdanig taboe in een zakelijke wereld.
In de werken van Jacky Duyck vinden je ogen rust en vrede en je hart vreugde. Aan de hand van Jacky Duyck kun je binnentreden in een wondere wereld, waar de meeste mensen geen weet van hebben.
KUNSTENAARS ALS JACKY DUYCK ZIJN VOOR DEZE WERELD EEN ZEGEN!
Hij voert je binnen in het wonder. Hij voert je binnen in de ruimte, in de oneindigheid, in het mysterie.
Zijn werken zijn een uitnodiging tot bezinning.
In zijn kunst breekt de stilte door, waaraan onze tijd zo’n behoefte heeft.
Het lawaai is een van de ergste bezoedelingen van het menselijk milieu.
Een confrontatie met de werken van Jacky Duyck kan mensen tot rust brengen. In bezinningscentra en scholen opent hij wegen naar innerlijkheid.
Aan de hand van Jacky Duyck kun je binnentreden in een wondere wereld, waar de meeste mensen geen weet van hebben.
Toen ik rondwandelde in het atelier van Jacky Duyck in Dilbeek trof ik er alle soorten mensen aan. Voor sommige schilderwerken blijft men ingetogen staan. Vele werken zijn diep religieus zonder religieus te willen zijn. Ze voeren je over alle horizonten naar onvermoede verten. Ze brengen je naar de uiterste kusten van het leven, waar de dood geen einde is, waar eeuwigheid geboren wordt.
In de werken van Jacky Duyck breekt de stilte door, waaraan onze tijd zo’n grote be-hoefte heeft. Hij ziet met de ogen van de schepper en geeft de schepping een ziel. Er is mysterie. Er is ruimte. Er is innerlijkheid. Heel de natuur en alles wat hij ziet, wordt gespiritualiseerd en je voelt het wonder. Zijn werken heeft hij gemaakt tot zijn taal en zijn diepste gedachten worden zichtbaar in schoonheid. Alles is bij hem geboren uit een diepe bewogenheid en uit een diepe liefde voor al het geschapene. Dit zijn echt culturele producten, die bijdragen tot een betere wereld. Deze kunst is zeldzaam geworden. Kunstenaars als Jacky Duyck zijn voor deze wereld een zegen!
en tegelijk ben ik je er dankbaar voor.
Ik hou het meest van je blauwe doeken :
de stollingen en klonteringen van de aarde,
en de kerven daartussen, in de korst,
maar ook de zee in de hemel.
Enerzijds worden wij met materie geconfronteerd die in tal van gevallen puur picturaal blijkt te zijn; anderzijds zijn vooral recentelijk een aantal grafische werken ontstaan die passen in een seriële gedachte maar ook weeral als niet-figuratief ritme op zichzelf mogen bestaan. Zo kan men verder gaan, maar U weet, net zo goed als ik, dat alleen waardevol werk een bron is van rijke inspiratie.
Telkens is veel in groeiende mate zichtbaar naast wat men meteen ziet
of meent gezien te hebben en telkens ook is de sfeer evenzeer belangrijk
als wat men meent te kunnen of te mogen ontcijferen.
Vaak ook wordt een detail dat aanvankelijk op de voorgrond trad
opgenomen in een groter geheel.
Zijn de landschappen van Jacky Duyck wel landschappen? Overstijgen zij niet eerder elke concrete referentie
aan een bestaande of zelfs imaginaire realiteit,
ook al lijken zij zich daaraan te voeden? Zij zijn een en al ruimte, tijdloze ruimte;
zij vertolken het onmetelijke van een geestelijk elan;
hun ritmiek is zichtbaar en toch niet te vatten.
Zij evoceren een aardse inbreuk op het etherische van een tenger gekleurde verte
en betekenen tevens vanuit een korrelige materie
waarin het spijkerschrift van zijn emoties staat gegrift
de enthousiaste vlucht naar een diepte
waarin het licht zich heeft teruggetrokken.
De tocht naar het licht,
het serene ontmoeten tussen materie en geest,
tussen verf en luminositeit,
tussen passie en ascese,
tussen de drukte van het krassen in materie
en het etherische stromen van blauw of oker,
het zijn allen elementen van een fundamentele dualiteit
die een uitermate gevoelige kunstenaar kenmerken,
maar in feite de essentie van het menselijke bestaan raken.
Men kan daarnaast herhaaldelijk ervarendat de kunstenaar of de kijker,
die bij het schouwspel is betrokken,
zich letterlijk boven de dingen heeft verheven,
en zijn blik laat varen in nachtelijk blauw,
in strepen van witte felheid,
in structuren die fata morgana zouden kunnen zijn.
De taferelen die Jacky Duyck schildert zijn niet het beeld van de mens als gestalte,
maar eerder projecties van zijn geest
of van zijn verlangens,
van zijn driften wellicht ook en zijn streven naar iets
wat wij als etherisch zouden kunnen omschrijven.
Meer dan veelal in schilderijen het geval is,
zijn wij toeschouwer in de doeken van Jacky Duyck,
worden wij meegetroond en neergezet
op een niet nader te bepalen plaats,
van waaruit een bevreemdend schouwspel zich ontplooit:
namelijk het aangrijpende vertoon van een groei,
van een soort schuin verticale ritmiek,
de ervaring van een materiële metamorfosenaar licht dat ook symbool mag zijn
en ongetwijfeld vaak een mystieke dimensie krijgt.
Monet en Redon in een enkel doek, dat wacht op de aandacht en de inbreng van de kijker
om te gaan leven,
als beeldend fenomeen van toetsen en van krassen,
van kleur en korrelige huid, en tegelijk als bron van meditatie,
als tijdloos binnentreden in de onmetelijkheid
van een vergeestelijkte ritmiek.
Dat is de keuze die de doeken van Jacky Duyck
telkens opnieuw aan U voorstellen.
Jacky Duyck is een fenomeen in zijn soort. Hij houdt van blauwen, licht en van iets etherisch, maar ook van okers die blauw ontmoeten en zich in luminositeit oplossen.
Op schilderkunstig vlak moet hij voor niemand onderdoen. Zijn evocaties van berglandschappen, maanlandschappen, marines; wolkenlandschappen zijn krachtig en tevens gevoelig geschilderd.
Er wordt nerveus in gekrast; kleurenharmonieën groeien zienderogen;
er heerst een onmetelijke diepte.
Er is echter meer. Zijn landschappen zijn geestelijke ervaringen; het zijn meditatieve schilderijen. Dat meditatieve slaat dan wellicht op de eerste plaats op de kunstenaar, maar de doeken werken ook meditatief in op de kijker. Die kijker projecteert er zijn persoonlijkheid en ontdekt er zichzelf. Daarom wellicht vinden sommigen het niet zo prettig om de doeken van Jacky Duyck ernstig en onbevooroordeeld te benaderen.”
Where initially his vision was tragic and apocalyptic, gradually his muse, his guardian angel, gave him back serenity, allowing him to make cosmically inspired, but poetic, symbolic paintings. While I was admiring them, I thought : the real artist is the Visionary. He sees what we do not see, but he makes us feel how he sees and perceives this world, his own world. A world in which we recognize, like in a mirror, our own joy and our own decline.
The same hand guides pen and brush, by the same inspiration.
They aim at pure beauty, the reflection of eternity.
Let us, as Jean Cocteau once said, “Look for the cool spot on the pillow. The cool place is God”. A beam of ecstasy from the endless space of the universe. Perhaps we will find that cool spot, pure beauty, in Jacky Duyck’ s paintings.
ALS HET ONEINDIGE ZICH VERONEINDIGT…
opgedragen aan Jacky Duyck , kunstschilder
en Brigiet Tyteca , voordrachtkunstenares
Het Oneindige veroneindigt zich
– “l’Infini s’infinit” (Emmanuel Levinas) –
in het gelaat van een landschap,
naakt en blootgesteld,
in de eindeloze einder van een schilderij,
met lijnen die uitlopen en grenzen overschrijden.
Het Oneindige veroneindigt zich
in de kwetsbare, verlegen blik,
het woordeloze woord van een gelaat
dat niet opdringerig, ingehouden,
door alle vormen heen breekt
– ook door de vormen van een schilderij –
ons naderbij komt, uitnodigende aankijkt
en stil wegroept uit onszelf,
oneindig ver voorbij ons dikke zèlf.
Het Oneindige veroneindigt zich
in de grondloze diepte van hart en lijf
tot ziel geworden door het andere in ons:
een vonk, een woord, een beeld
dat ons bezielt en beweegt – binnenste buiten…
Het Oneindige weerklinkt in woord en gedicht
en is de stem van stilte in zovele beelden …
Het Oneindige veroneindigt zich
in de ogen van een Christus
geschilderd met gebroken lijnen en tinten
zò dat zijn gelaat geheimnisvol en veelbelovend
spreekt voorbij alle einders,
naar mensen én dieren: naar-God-toe.
Het Oneindige veroneindigt zich
in de gevoelige en behoedzaam omzichtige,
rakelings rakende werken van Jacky Duyck ,
met hun verrukkelijke zwakte en sterkte –
in wie het Oneidige mag wonen en een uitweg zoekt…
Zo is het vlees woord geworden,
het beeld uitgebroken tot gestalte
en woning van het méér in het min:
het Oneindige rakelings nabij én zich veroneindigend…
Jacky Duyck, een uitzonderlijke figuur in de hedendaagse Vlaamse schilderkunst.
Vergeleken met zijn vroeger werk is wat hij nu maakt veel rustiger. De imaginaire landschappen zijn niet meer zo agressief, niet meer angstaanjagend. Hij schildert nog steeds vreemde planeten, ingebeelde landschappen van werelden die de apocalyps meemaakten of die pas ontstaan. Hij behoort tot de kunstenaars die weigeren de werkelijkheid als enige ervaring te erken-nen. In het werk van Duyck worden de kleuren teder afgewogen.
Er gaat een grote rust van uit, wat voor een deel te danken is aan de sobere uitwerking.
Het is tegenwoordig allemaal zó vanzelfsprekend, dat mensen amper nog kunnen stilstaan, en nadenken, en verwonderd zijn… De echtheid van de dingen, de bron van alles ontdekt men pas in de rust van de stilte. Dan grijpt de werkelijkheid je vast met een begrijpend gevoel, en sta je zelf in stille verwondering. Het wonder is geschied… de afstand verdwijnt in de verte en plots kan je bewonderen: zoveel geweldige eenvoud, gevat in één moment… ‘t Is moeilijk onder woorden te brengen. Dank, Jacky, voor dit moment. Ik bewonder jouw schepping. Succes!
Wie huivert niet voor een lichaam zonder huid?
Het verdraagt niet eens een mespunt zout! Kun je ‘t iemand dan kwalijk nemen dat hij zijn eigen wereld schept, bijeen droomt? Een wereld waarin het goed is te vertoeven. Een wereld met als grenzen: zachtheid, speelsheid, verrassing. Daarbuiten ligt de agressie, de elleboogstoterij, de wereld van de neushoorns. Le rhinocéros: dikhuidig en lomp en kwetsend. Neushoorns luisteren niet naar het gefluister van het hart. Je moet roepen en stampen en tieren opdat ze ook maar iets zouden begrijpen.
Ik vraag het u nog eens: kun je ‘t iemand dan kwalijk nemen als hij verkiest ergens anders te zijn dan in de wereld van gedraaf, getrek, gesleur? Zoudt u in schoenen van distels willen lopen? Wie een tere huid heeft, loopt niet in het palle zonlicht, maar zoekt de schaduw op of wacht tot het wit niet meer zo verblindend is en alle kleuren milder zijn geworden.
Mildheid. Dat is wat je voelt als je bij Jacky Duyck bent, in zijn atelier bijvoorbeeld, als hij vertelt over zijn vrienden, zijn werk, zichzelf. Dan voel je: dit is een mooi mens die graag met andere mensen samenleeft en die hun vreugde aanvoelt, hun verlangen, hun verdriet, hun pijn. Hij is in de ware zin van het woord een zonderlinge ziel die zich niet kan afsluiten voor de signalen van de hem omringende wereld. Hij vangt ze op, of hij nu wil of niet. Er is voor hem geen keuze.
Wat doe je daar dan mee als je niet helemaal knettergek wil worden? Elk heeft zo zijn eigen remedie. Er zijn er die schrijven, er zijn er die schilderen. Er zijn er die hun emoties ontladen op het doek: wild, krassend wanhopig geven ze vorm aan wat van binnen woelt en bevrijden zich aldus. Zuivering. Katharsis. Jacky Duyck doet het anders. Niet beter, niet slechter, gewoon anders: hij gaat binnen in de wereld van de stilte. De ongewone stilte van onbetreden landschappen die zich heel ver uitstrekken, onbereikbaar ver lijken, ontstellend diep zijn. In deze onmetelijke wereld ontbreekt de mens. Of laat ik het zo stellen: in deze poëti-sche wereld verliest het ego, het kleine ik zich compleet.
De mens, de echte waarachtige mens, is er wel. Je kunt hem niet zien omdat hij een is met die onmetelijke ruimte waarin het Leven trilt. Dat is wat Jacky Duyck doet: hij tovert voor ons een wereld die tegelijk rust en kracht uitstraalt. Een wereld die net geschapen lijkt. De stilte net vóór alles onstuimig begint te borrelen. Wat we zien zijn tekens, signalen, emotionele hiërogliefen. Zijn het restanten van verloren gegane beschavingen of de voorboden van een nieuw leven? Met andere woorden: zijn ze einde of begin? We kennen hun betekenis niet, maar we voelen wel de kracht die ervan uitgaat. Een speelse kracht.
Speelsheid. Dat is een andere pool van de mens Jacky Duyck. Toen ik hem in zijn atelier opzocht, dacht ik: dit is een speeltuin voor kinderlijke ogen. Je vindt er ludieke constructies (twee lege tubes die mekaar een zoen geven), ready mades, allerlei voorwerpen ontdaan van hun nuttigheidskarakter en die een nieuw leven zijn gaan leiden.
Zo relativeert hij het leven, zijn werk, zichzelf. Op sommige schilderijen staan naast de geheimzinnige ingekraste tekens OXO-spelletjes of wiskundige berekeningen die niet kloppen en die niet hoeven te kloppen in die onschuldige, kinderlijke wereld die nog niet aangetast is door een onverbiddelijke logica. Diezelfde speelsheid vind je hier in de zandmateriewerkjes. U heeft ze waarschijnlijk al opge-merkt, die kleine werkjes, waarbij alle perspectief ontbreekt en die vooral uit primaire kleuren bestaan: rood, blauw, geel, onvermengd. Ze lijken zo weggelopen uit de twee-dimensionale leefwereld van het naïeve en creatieve kind. Speelsheid. Drang om te experimenteren, om te zoeken.
Daarom precies maakt hij ook aquarellen, gouaches, monotypen. En tekeningen.
Kun je dàt iemand kwalijk nemen? Kun je mogelijk bezwaar hebben tegen het feit dat iemand alle registers van zijn kunnen opentrekt? Dat hij experimenteert omdat voor een creatieve geest herhaling zo dodelijk werkt?
Vanuit zijn gedrevenheid als mens en als kunstenaar tracht Jacky Duyck in zijn presentatie zijn hele leven te overspannen. Door de sterke aanwezigheid van zijn kindertekeningen stelt hij zich kwetsbaar op. Het zal hem een zorg wezen. Jacky Duyck wil en zal zich tonen zoals hij is.
Waarde Collega,
Hartelijk dank voor het mooie boek dat ge me hebt geschonken
tijdens uw bezoek aan mijn museum.
Ik ben blij met u te hebben kennis gemaakt.
Wij zitten trouwens op dezelfde golflengtes!
Van harte,
Uiteraard blijft Jacky Duyck in de volle betekenis van het woord een schilder, iemand die de materie en de kleur als expressiemiddelen ter beschikking heeft en ze weet te bezielen, zo-dat hij met deze ingrediënten een wereld oproept die voordien onbestaande was. Het is duidelijk dat Jacky Duyck een kunstenaar is die met de volle inzet van zijn mogelijkheden voortdurend aan zijn talent slijpt, en die door zijn overtuigende inzet en de bezieling waarmede hij creëert, steeds meer en meer over een rijke en gave maturiteit gaat beschikken om zijn functie als kunstenaar te vervullen. Het proces van zijn groeiende artistieke persoonlijkheid is boeiend om volgen.
Duyck is een begaafd tekenaar, aquarellist en olieverfschilder, die zowel in de kosmische thema’s als gewone landschappen en composities een zeer persoonlijke visie vertolkt. In twintig jaar is het werk van Duyck enorm geëvolueerd en uitgezuiverd, sterk ver-fijnd en gesublimeerd.
Ik heb van je werk genoten. Ik werd bij sommige van je kunstwerken even stil, omdat ik mij met je werk verbonden voelde met mijn grote en goede vriend FELIX DE BOECK.
Uit het werk van Jacky Duyck blijkt dat deze kunstenaar terzelfdertijd en met evenveel talent, zeer uiteenlopende disciplines beoefent. Hij wil zich niet laten vastspijkeren op één en dezelfde techniek, wil voortdurend evolueren en toch zichzelf blijven zoals het kosmisch gebeuren dat hij schildert
en waarvan hij als een soort bevoorrecht “schilder-priester” een oorspronkelijk en visionair getuigenis brengt.
De jongste twee jaar, zijn de compacte, de gestolde tekens en knopen die aanvankelijk als vreemdsoortige, enigszins dreigende hemel lichamen in de schilderijen voorkwamen, over heel het oppervlak van het doek ontladen.
De doeken worden nu van binnenuit dool de alomtegenwoordigheid van het licht bewoond. Resultaat is een soort abstract-impressionisme: een zingende schilderkunst waarin de aura’s en tekens voortdurend meetrillen…
Wat de scheppingen van Jacky Duyck in mij wekken.
Wijd naar de oneindigheid zweven zijn tere kleuren.
Geest en ziel verdwalen in dromen en zoete geuren.
Aangetrokken, blijven de ogen de diepte doorstaren in een verre symfonie van zachte golven van liefde voor schoonheid, benevelen de geest en doorzilveren het hart.
‘t Is al stille beweging en innige dromen die je ver! oh! zo ver van de wereld brengt.
Uren kan je staren, genieten en je mee laten slepen door de melodie van kleuren in de oneindigheid.
De schepping van Jacky Duyck tegen alle kunstbewegingen in staat alleen.
Geen strekking, geen school beïnvloeden zijn penseel.
Zijn penseel luistert naar zijn intieme inborst; naar zijn eigen verbeelding.
Hij is de schepper met de kracht van zijn eigen ingeboren filosofie van schoonheid van de schepping, van het zijn en het worden. Elk van zijn scheppingen is een gedicht op zichzelf, waarin: “Zijn ziel zich als weerspiegeld ziet”.
Hij voelt zich als Willem Kloos: “Een God in ‘t diepst van zijn gedachten”.
Zijn meesterwerken benaderen de geest van het bestaan in het oneindige. Zijn scheppingen, hoe eenvoudig ze ook lijken, bereiken een oneindige diepte en brengen een zalvende troost in de grijnzende wereld, in de woeste onverbiddelijke omgeving van ons bestaan. Hij, die door zijn scheppingen schoonheid baart, brengt hen die hem verstaan troost en liefde in hun bestaan. Zijn scheppingen, met hun variërende kleurensymfonie, blijven een ode aan de liefde voor de schoonheid van het heelal.
Dag Jacky,
Soms zou ik in je binnenste willen rondreizen. In de tuin van jouw gedachten rond kuieren. Ik weet bijna zeker dat er géén bordjes staan met: «verboden te plukken». Integendeel. Ik ken jou als een enthousiaste, levensblije tuinier. Je zou me bij de hand vatten en een woordenstroom van liefde voor jouw bloemen en planten over me uitgieten. Zo heb ik je ooit leren kennen en zo ken ik jou. Als iemand die zijn vloeren bepoedert, mensen uitnodigt en de voetsporen liefheeft. Daarom weet ik mij gewaardeerd als bezoeker. Mijn ogen treden jouw kunstwerken aarzelend tegemoet, jouw stem is meer dan een getrouwe gids, ze bekleedt mijn waarneming met een avontuur. Weet je, Jacky, een goede fluitist bespeelt zijn instrument vanuit de diepte van z’n buik. Daardoor krijgt de adem een beweging, en de beweging een kleur en de kleur geeft eigenzinnigheid aan de toonzetting. Wat zich dan in onze oorschelp nestelt is méér dan melodie. Ontroering. Begeestering. Precies zo ken ik jou.
Weet je, Jacky, er zijn mensen die tot rust en op adem komen door zich te verliezen in aangename boeken, mensen die wegkruipen in de gezelligheid van donkere uren en zich volkomen laten opgaan in het leven van zoveel personages. Andere mensen gloeien op bij Romance opus 42 van Max Bruch. Het zijn stille genieters die zich toedekken met warme eenzaamheid, bij het schaarse licht van een lampekap. Soms hoor ik daarbij. Van 20.00 uur tot 24.00 uur.
Ik wéét zeker dat jij ook bij dat soort genieters hoort. Maar er is méér. Wij sluiten onze ogen om 24.00 uur, maar jij niet. Wij zullen nog een tijdje nadromen en wegsukkelen in de slaap, maar jij niet. Jij zal een karton spijkeren tegen de bel, de telefoon uitrukken en vervolgens als een spons volgezogen en verzadigd van al dat literair en muzikaal genie, je volop beginnen uitleven!
Je ogen worden vulkanen. Je vingers rivieren. Je hand wordt het verlengstuk van je hart. Verf krijgt adem. Adem krijgt kleur. Jouw oog is een meedogenloze gids voor je hand. Bach en zijn Brandenburger worden opnieuw geboren. Met de muzikale compositie vers in het geheugen reist Bach van je hart naar het doek. En op een onnavolgbare wijze krijgen jouw ontroering en jouw begeestering gestalte. En ondertussen zomert het buiten. En in Brussel loopt een zwerver door de Nieuwstraat. En in Gent sterven de Gentse feesten. En in Irak gniffelt men omdat Gorbatchov is weggedirigeerd. En hier in huis kust mijn vrouw zachtjes mijn nek, wat wil zeggen dat ze gaat slapen. En ik heb zin om haar achterna te gaan. Om haar toe te dekken. Zoals jij straks heerlijk uitgeteld, met bekladde handen in je heupen naar je nieuw «kind» staat te glunderen.
Ik ga slapen, Jacky. ‘t Vrouwke wacht. Ik laat je werken, ik laat je leven. Tot héél binnenkort. En ondertussen wens ik jou en Brigiet niet het beste, maar het àllerbeste !
De derde dag
Toen ik als jonge tiener voor het eerst aan huis kwam bij de Gentse kunstschilder Hugo De Clercq stond ik in al mijn jeugdigheid verbaasd over de ‘grote witte kale ruimtes’ waarin Hugo en zijn vrouwke Jeanne leefden. Vreselijk leeg en schaars bemeubeld, vaak niet meer dan één zwarte linnen ligzetel in een immense kale woonruimte, waar àlle aandacht van de bezoeker werd getrokken naar de monumentale zwart/wit-uitvoering van wat ik als tiener kende als ‘nen autoband’. Je liep aan dit werk voorbij en de abstrakte motieven kwamen schijnbaar in beweging. Vreemd. Jaren nadien leerde ik dit kennen als een soort Op-Art.
In diezelfde periode leerde ik Lou Coopers kennen. Ook hij bewoog zich met zijn fantasie als een Neon-tovenaar in lege landschappen. Zo herinner ik mij een zeelandschap bij nacht, bezaaid met helle neonlichten. Toen maakte ik mij als jonge gast meer zorgen over het gevaar van elektrokutie voor late baders en vissen, dan voor wat men noemt ‘conceptuele kunst’.
Zowel bij Hugo als bij Lou leerde ik voor het éérst ‘eenzaamheid’ ervaren als een vreemde gewaarwording. Zij vertelden vreselijke eenzame verhalen waarvoor ik als jongmens huiverde. Nochtans kende ik hen allebei als integere vriendelijke mensen, weinig bespraakt, en warm van hart. Ik kon deze innerlijke gesteldheid niet rijmen met die ‘leegte’.
Een stuk verder in mijn leven leerde ik Jacky Duyck kennen. Ook zo een heerlijke vent waarbij het goed is te toeven. Je verliest je in zijn ogen waarin je je thuis voelt en in een rustige stem die verhalen vertelt die je vertederen. Hij is een rasverteller die zijn schilderijen voortdurend becommentarieert en voorziet van een kader aan emoties die héél herkenbaar zijn voor ieder mens. Hij spreekt het woord ‘eenzaamheid’ niet uit, maar heeft het over liefde en zachtheid en het ongestoord verdwijnen in zijn oneindige creativiteit… Jaren geleden begon ik stukje bij beetje langzaam te begrijpen dat ook (en vooral) kwetsbare mensen de last meetorsen van ‘eenzaamheid’ die geweld aandoet.
Door de jaren heen probeer ik eenzaamheid te ontlopen en word ik minder aangetrokken door kaalheid en grote lege ruimtes. Misschien is het daarom dat ik een huis heb gekozen met kleine kamertjes en die ik van boven tot onder volprop met boeken en curiosa. Natuurlijk word je teruggeworpen op eenzame momenten, waarin je je niet begrepen voelt, maar ik ‘koester’ de eenzaamheid niet meer. Zij is niet meer dan een noodzakelijk oponthoud, een benzinestation om even bij te tanken, maar mijn weg gaat verder.
Wanneer ik nu, zoveel jaren later, een beetje onwennig naar de werken van Jacky kijk, dan moet ik denken aan de Genesis, het eerste boek uit de bijbel. Dan zie ik een wereld die niet af is. Jacky verbeeldt voor mij de derde scheppingsdag, meer bepaald : de voormiddag. De wateren vloeien op één plaats samen en het droge komt tevoorschijn. Op ontelbare manieren vindt deze drooglegging plaats. Ik kan me zo voorstellen dat als je door de lens van een microscoop kijkt, naar de ‘ontzagwekkende wereld’ van een paar zandkorreltjes, je het werk van Jacky ontwaart.
Ik zal wel een ambetanterik zijn, want als ik de schepping van Duyck voor me zie, dan wil ik verderscheppen. Bomen planten, bloemen zaaien, peetjes(*) tekenen… Ik zou zijn schilderijen willen bevolken en beplanten, begieten en doen bloeien…
Waarom verwijlt Jacky al decennia lang in de derde dag van de Genesis, meer bepaald in de voormiddag? Geen mens doorziet het hart. Weet ik veel wat de diepste gedachten van Jacky zijn? Soms neemt hij mij een eindje mee in zijn tuin van overpeinzingen. En wat ik dan hoor? Wat ik dan voel? Luister, ik zal het proberen te zeggen met woorden van een ander.
“Als hij dan weer onder de mensen kwam zagen ze die verloren glans in zijn ogen. Hij meende dat hij overal het kwaad vluchtte, dat hij het heilige zocht. Maar het was zijn eigen hart dat hij ontvluchten wilde, en dat hij in zijn borst meedroeg met een stille klop. En hij wist het niet, de sukkelaar. En het heilige dat hij zocht, dat was ook zijn stil kloppend mensenhart. en dat wist hij nog minder. Hij zocht het vóór hem in de komende dagen, op het end van de weg? En het lag achter hem, aan het begin van de weg. Hij zocht het in de sterren, en het lag op de grond. Zo zijn de mensen.” (*)
Zo is Jacky, zo ben ik.
Daarom dat we allebei graag een karton tussen de klepel en de klok steken. We bricoleren op onze manier een feilloze weg naar de stilte. Geen bezoek, geen GSM… geef ons maar een tuinhuis onder de perelaar, het witte doek, het witte blad, een penseel of een bic. Want het leven is al rommelig genoeg.
Daarom hebben Jacky en ik verhalen nodig om orde op zaken te stellen. En die verhalen vertellen genoeg. Denk ik…
Oudenaarde-Eine,
op de drempel van de zomer ’97
Jan De Vuyst
(*) peetje = mannetje
(*) Uit: “Kobeke” van Ernest Claes.
Lieve Jacky,
“Het Leven” zegt men, is de buitenkant van “de Dood”!
Na mijn bezoek in je atelier zag ik als in een visioen het licht uit je ogen, op ontelbare wijzen op doek gebracht.
Je ogen; de buitenkant van je ziel, op het witte doek gevallen.
Muziek zonder noten!
Zoals jij Jacky, met een penseeltrek, naar harmonieën zoekt in kleur en lijn, zo ook zou ik willen spelen met kleuren en lijnen, maar dan op mijn cello, de geur van klankkleur in mijn neus en de onmetelijke oneindigheid van jou werken in mijn geest.
Bedankt en liefs!
De gekleurde vingers van Jacky Duyck.
De duim is blauw, de kleine vinger geel.
Razendsnel of tergend langzaam schuiven de vingertoppen over het papier.
Het krioelt weldra van schichtige lijnen.
Terugvinden in de contemplatie van het onvermoede dat ons de volle densiteit van het leven openbaart. Het is aanschouwen hoe groots en diep en wijds de dingen zijn, als na een metamorfose die ze van binnenuit doet oplichten. Adembenemend gevoel alles te overzien in één oogwenk, met het benauwend gevoel weg te kunnen zinken in het niet. Grootste visie van onbeschrijflijke grenzeloosheid, die jij en ik, en hij en zij als genade mogen beleven in de kern van onze diepste eigenheid.
Jacky Duyck is een intuïtief scheppende kunstenaar in de uitwerking en een perfectionist. De techniek is een middel, dat door Duyck beheerst wordt zoals het hoort.
Hier dringt ze een wig, een dam? Een pier? In de zee. En daar komt zij tot rust, die borrelende aarde: in de eindeloos zachte omhelzing van de zee…, de zee die alle plooien gladstrijkt.
En kijk, er gebeurt ook wat op de stranden: wat is dat? Vlekjes, stipjes, lijntjes, brokjes, schaduwen…
Zijn het mensen? Dieren? Afspoelende- of aangespoelde wrakstukken? Restanten van gruwelijke rampen?
Of kiemen, aanzetten van een nieuw leven, een nieu-we genesis? De oertijd, vlak na de big bang?
Wéét je dat, vanuit een luchtballon, zonder verrekijker?Je merkt alleen: een àndere aarde, àndere zeeën, andere luchten ook. Want vanuit een ballon trek je nieuwe perspectieven, nieuwe lijnen in de luchten en kleuren vooral, kleuren die de kikker nooit zal aanschouwen, maar de vogel, de kosmonaut… en de ballonvaarder wél!
En bovenal beleven zij een onbeschrijflijke sensatie van grenzeloze, oneindige ruimten.
Deze ballonvaardersdromen, deze aan geen tijd gebonden visioenen te kunnen neerleggen binnen de kneuterige beperktheid van geometrische vormen, binnen mààr twee dimensies, dat wijst onmiskenbaar op een merkwaardige beheersing van het métier en van de matiere. Kijk hoe die panorama’s, die marines gereduceerd zijn tot hun essentiële profiel: wijdse vlakten van aarde en water, water en lucht, enkel onderbroken door de ijle lijnen van de hori-zon. Kijk hoe de aardkorst groeit door wat zand te mengen tussen de verf; kijk hoe enkele nietjes bizarre wezens worden. Hier is een meester aan het werk, die momentopnamen, flitsen van rust vastlegt in de eeuwige beweging.
En nog even dit: mocht U er ooit aan twijfelen dat «hedendaagse kunstenaars» niet kunnen tekenen, blijft U dan even stilstaan bij die prachtige schetsen van Jacky Duyck’s geliefde Provence, écht aards – en even mooi.
Jacky is animator, performance-kunstenaar : ik zag hem als bezeten action-painter-op-jazzmuziek in de Beursschouwburg, als kinderhappening-begeleider op Mallemunt, op jaarmarkten, volksfeesten; hij is initiator in T.V.-programma’s, in een kinderkrant waar hij zijn ongelooflijke technische bagage uitdraagt; een voortreffelijke gids naar de heerlijke musea van de Côte-d’Azur, van Parijs, van Amsterdam en Firenze; hij ontwerpt affiches, toneeldecors, platenhoezen, boeken. Hij is een beetje de “uomo universale” van het renaissance-ideaal, in zijn engagement, in zijn levenskunst. Dàt is zijn “chaos”, zijn sociale motoriek, zijn wereld, zijn “aarde”.
(…) Deze kunstenaar IS niet in een stroming onder te brengen, want… hij IS stroming, hij IS “panta rei”.
Meteen is het U allen duidelijk waarom ik déze tentoonstelling wél inleid, en heel graag zelfs : omdat het hier gaat om een ware, een oprechte kunstenaar, een kunstenaar waar ik honderd procent kan achterstaan; een kunstenaar die er steeds opnieuw in slaagt – en ik ken hem nu dacht ik al meer dan 20 jaar – mij te ontroeren en terzelfder tijd dat zo zeldzame gevoel van “genot” over te brengen. “Genieten”, dat verrukkelijke prikkelen van je ruggegraat, koud-en-warm krijgen, kippevel haast; de onuitsprekelijke zaligheid van de confrontatie met schoonheid.
(…) Ik zie Jacky als een ballonvaarder. Vanuit de stilte van de kosmos observeert hij, met ingehouden adem, het broeien, het groeien van de aardkorst; daar barst zij open, vormt grillige kloven en rotspartijen, kronkelende kusten en inhammen.
Het werk van Jacky Duyck spreekt ons aan omdat deze kunstenaar houdt van het Woord dat eigenlijk mededeling betekent. Hij zoekt naar de echte zin van het leven wars van alle instellingen, hij is authentiek. Terzelfdertijd tragisch en hoopvol, richt hij zijn handelen en denken naar de toekomst. Niet alleen Europa speelt een rol in zijn gedachtenstructuren, maar ook andere werelden, bijvoorbeeld het Oosten. In zijn werk tast hij naar meer diepte, meer verbeelding, meer liefde.
Wie zijn werk aandachtig beschouwt, wordt zich bewust van die eeuwige spanning tussen actie en meditatie, tussen zingen en eenzaamheid, tussen juridische mededeling en profetisch woord. Schilderen is voor hem vrede vinden en de mensheid aldus tegemoet gaan. Hij wordt gelokt door het licht aan de Overkant.
Het leven van Jacky Duyck is getekend geweest door de maanlandingexpedities uitgevoerd door de grote mogendheden. Dat heeft voor de kunstenaar de poorten wijd opengezet naar een wereld waar noviteit en mysterie primeren. Wanneer de mensheid een stap voorwaarts zet, gaat het er op dezelfde manier aan toe. De verbeelding van de nog jonge schilder, die van marines en oogstvelden hield, moest zich met vindingrijkheid aanpassen aan deze nieuwe gegevens voor de ontwikkeling van zijn verder talent. De gewone sterveling vergist er zich niet in. Hij twijfelt tussen zee en maanlandschap. En deze aarzeling verrijkt zich met allerhande gewaarwordingen et met veelvoudige betekenissen. Staat men voor een naakte wereld loos van inhoud of voor een mystieke leegte, die in ons het vermoeden wekt van het onuitsprekelijke en van de luister van het eeuwige? Niemand kan het zeggen. Is het een wereld van geloof ofwel een wereld ontdaan van enige betekenis? In ieder geval is er het geloof van de schilder, van de kunstenaar, die de wereld van de schilderkunst doet vorderen. Zijn werk verankert zich alleszins in een lange reeks van mystieke zoektochten zonder aan te leunen bij enige welbepaalde godsdienst. Trouwens, is de georganiseerde religie soms niet de antagonist van die innerlijke zoektocht, die nimmer einde kent? De perceptie van de kleur, de soepele lijnen, de oppositie tussen de verschillende tinten streelt de oogzenuw en dwingt de buitenstaander even stil te staan, juist de tijd om de toekomstmogelijkheden te vatten!
Het bestaan van een hogere werkelijkheid kan de mens met zijn verstand niet bewijzen. In godsdienst en kunst kan de mens echter ervaren dat hij verbonden is met een werkelijkheid die de dagdagelijkse realiteit overstijgt. Wat door kunstwerken tot stand en in beweging wordt gebracht, wat zich erin samenvoegt en wat er weer uit vloeit, is nergens zomaar in de natuur te vinden. Kunst doet de werkelijkheid toenemen. Kunst is een blijvende schepping. Het is geen toeval dat een aantal werken van Jacky Duyck de naam ‘Genesis’ dragen.
Soms overvalt je als toeschouwer het adembenemend gevoel alles te overzien in één oogwenk, een grootse visie van onbeschrijfelijke grenzeloosheid. Ofschoon niet afgebeeld, is de mens niet veraf : krassen, strepen, vegen, inkervingen, hiërogliefen, gefossiliseerde planten, oplichtende stippen, graffiti en menselijke signalen zijn afleesbare tekens van ‘leven’, van ‘worden’ en ‘her-worden’, van voortgaande ‘schepping’
Een teken van leven in die werelden zonder wezens, voor altijd verdwenen of nog verre toekomst ? Een teken van het wezen dat niet meer bestaat of van het nog ongekende ? Of gaat het hier eerder om de roep van het onbekende, om de stem van het Oneindig Grote voor wiens aanschijn de mens zich herleid voelt tot niets ? Is het een teken van hoop of een teken van de ultieme hallucinatie ? Mysterie van de stilte… Wat in het werk van Jacky Duyck het meeste opvalt, zowel in zijn cosmische thema’s als in zijn landschappen en composities, is de grote samenhang der dingen, kleuren en stilten. Kunst maken werd voor hem ook denken, leven.
“HET LEVEN IS MOOI”
Rechtstreekse uitzending door Julien PUT
op Radio 2 Omroep Brabant met Jacky DUYCK
op vrijdag 14 november 1997 van 8 tot 10 uur.
“It was cold outside. Maar in de Zandloper in Wemmel brandde de stoof. En ‘t Heilig Vuur.
“Het Leven is Mooi” op locatie. Daar ben ik nog altijd fier op. Dat er 1 miljoen luisteraars aan de draad hingen. 1 miljoen.
Om bang van te zijn. Als je dat getal in orde van grootte naar zijn waarde schat. ‘t Gaf wel een kick.
Een zalig gevoel. Het besef dat je niet tegen de muren op zat te praten.
Tegen de Kerst van ’97 was Jacky DUYCK te gast. Met zijn andere helft Brigiet Tyteca.
Ivo Goris en Jan De Vuyst waren er ook bij. Als we ‘t over “stille krachten” hebben
en over “de motor”, dan zitten we goed bij Jan. Zulke mensen mogen ontmoeten.
Een gespierd gesprek opzetten. ‘t Is een voorrecht om dat te mogen doen.
Voor deze kunstenaar is de wereld één groot atelier. Zijn werk, waarop meestal geen menselijke figuur voorkomt, en dat men moeilijk onder één of ander -isme kan catalogeren, doorbreekt voortdurend de muren of beter de grenzen. Hij verrast permanent de toeschouwer met de meest onverwachte – kunstzinnige associaties. Van een aanvankelijk uitgesproken kosmiciteit, evolueert zijn werk steeds meer naar een grotere soberheid en abstrahering, waarbij hij er telkenmale weer in slaagt zijn gevoelens tot hun diepste essentie te herleiden.
Alleen schilders die het métier volledig beheersen, slagen erin. Mij komt het voor dat zijn schilderijen uitnodigen tot dromen. Eén van zijn technieken bestaat erin zand met verf te mengen. Daardoor verkrijgt elk schilderij, een zuivere, doorwerkte huid, en door laag over laag aan te brengen worden de kleuren steeds intenser en dieper. Bij Jacky Duyck wordt elke compositie een fascinerende eenheid van kleur, licht, vorm en ruimtelijkheid. Door de trend naar een verregaande abstrahering, door de nadruk op de compositie zelf, ontstijgen de meeste van zijn schilderijen aan het figuratieve. Het worden oer- of beter universele beelden, die niet aan plaats en tijd gebonden zijn. Het zijn uitingen van een diep beleefde en doorleefde ontroering die hij dag in, dag uit weer herhaalt. Met ver- en bewondering zal ik zijn werk blijven volgen.
Kijken naar het oeuvre van Jacky Duyck, doet me denken aan de eerste woorden die N. Armstrong bij het betreden van de maan uitsprak: “Welk een schitterend, adembenemend en ontroerend schouwspel…”
Een serene stilte boven de chaos op aarde
De artistieke activiteit van de nu 50-jarige kunstschilder Jacky Duyck strekt zich uit over 25 jaar. Zijn voorbereidende periode, die reeds begon met kindertekeningen en later met zijn studies aan het Hoger St.-Lucas Instituut in Brussel, laten we hier buiten beschouwing. Zijn echte oeuvre vangt aan in 1973 met zijn eerste belangrijke tentoonstelling in het Cultureel Centrum De Kroon in Sint-Agatha-Berchem. Bij het overschouwen van zijn ontwikkeling tijdens dit kwart eeuw valt onmiddellijk de homogeniteit van zijn werk op. Jacky Duyck heeft vanaf het begin zijn eigen thematiek gevonden, nl. het schouwen met het geestelijk oog in de oneindige ruimte van de kosmos en een waarnemen van een niet geïdentificeerde planeet vanuit de ruimte. De sensationele vooruitgang van de ruimtevaart en de mogelijkheid om de uitstappen van de astronauten in de ruimte op het televisiescherm te volgen, hebben ongetwijfeld de gevoelige jonge kunstenaar mee beïnvloed in zijn voorkeur voor deze fantastische beeldenwereld. De bevreemdende planeet, die hij bekijkt, is ongetwijfeld onze aarde, waargenomen in een tijd toen deze nog onaangeroerd leek door menselijke hand, toen er zelfs nog geen enkel levend wezen kon worden waargenomen. De kunstenaar heeft zicht steeds aan dit grote thema gehouden, al is er natuurlijk een evolutie in zijn werk merkbaar, die echter bestaat uit het verleggen van accenten en het uitbreiden van de mogelijkheden, zowel wat de uitdrukkingsmiddelen, als wat de experimenten met de teken- en schildertechniek betreft.
Ondanks de grote eenheid binnen dit oeuvre kan men er toch drie periodes in onderscheiden, waarbij telkens een belangrijke accentverschuiving kan vastgesteld worden.
De eerste periode bestrijkt de eerste vijf jaar, van 1973 tot 1977, toen het overheersende thema de Apocalyps was. Jacky Duyck schilderde allerlei kosmische visioenen, waarin vaak een uitgestorven planeet voorkwam. In deze blauw-paarse werken werd een sombere wereld opgeroepen, waarin enorme aardverschuivingen hadden plaats gevonden en waar alle leven als door een enorme ramp was vernietigd. Er ging een unheimliche, onrustbarende, soms zelfs angstaanjagende sfeer van deze werken uit. Ontoegankelijke landschappen, met een onvruchtbare rotsbodem, met kloven en ravijnen, of eindeloze ijsvlakten werden hier weergegeven. Boven deze irreële land-schappen hing een al even irreële groene of donkerblauwe hemel. Daarnaast experimenteerde Jacky Duyck met monotypes, waarbij hij vaak in de abstractie terechtkwam.
Jacky Duyck heeft zich nooit willen beperken tot één bepaalde werkwijze. Steeds heeft hij nieuwe technieken uitgeprobeerd. Van 1977 af zal hij ook geregeld zand en zagemeel in de olieverf mengen om een soort reliëf in het schilderij te verkrijgen, waardoor de indruk van een rotsachtige landschap nog wordt versterkt. Het onheilspellende, dreigende landschap van de Apocalyps maakt van 1978 af plaats voor een meer toegankelijke, lichtere, nog onbetreden wereld. Dit is de aanvang van de tweede periode, die loopt van 1978 tot 1992, waarin het thema van de Genesis overheerst. Titels als “Het ontstaan”, “Wording”, “Begin” en “The day before” komen heel vaak voor in deze periode. Het licht speelt een steeds belangrijkere rol in de werken uit deze periode. Het lumineuze overheerst wanneer Jacky Duyck staart in de lichtblauwe ijle ruimte van de hemel. Bij dergelijke beelden, waarin het onbegrensde, het allesomvattende wordt uitgedrukt, benadert de mens al gauw het mystieke schouwen. Hij komt terecht in een hogere dimensie, waar iedere ervaring onuitsprekelijk wordt. Niet alleen de kosmos wordt in beeld gebracht, Jacky Duyck schildert ook de wereld, maar dan steeds gezien vanuit de ruimte. De terneerdrukkende sfeer en het angstgevoel uit de beelden van de Apocalyps heeft nu echter de plaats geruimd voor een gevoel van vrede, geluk en vreugde, waarbij het licht, de rust en de stilte voortaan overheersen. Tussendoor heeft Jacky Duyck zich ook laten verleiden tot een realistisch weergeven van de bestaande werkelijkheid. Tijdens verscheidene reizen naar Zuid-Frankrijk heeft hij het landschap van de Provence weergegeven. Dit gebeurde vooral in tekeningen, die we echter moeten zien als oefeningen en het vastleggen van indrukken en grafische elementen, die de kunstenaar later op zijn eigen manier zal verwerken in een heel ander soort werken. Zo zullen sommige grafische elementen uit deze realistische landschappen worden uitvergroot en apart behandeld in bijna zuiver abstracte gedeelten in zijn geschilderde planetaire landschappen.
De rust, die uitgaat van deze wijdse landschappen, waar het mysterie overheerst, nodigt ook uit tot meditatie. Daarom treft men bij Jacky Duyck nooit heftige, schreeuwerige kleuren aan. Zijn schilderspalet is altijd getemperd gebleven, met overheersend lichtblauw, wit en nuances van grijs, waarin dan donkere grafische tekens met een stokje zijn gekrast in de materie. Zelfs wanneer bij een volledig donkergrijze compositie maakt, doet dit daarom nog niet somber aan. Dit blijkt o.m. uit het grote schilderij “Herinnering aan de toekomst”, dat hij tussen 1981 en 1986 verscheidene keren heeft hernomen. Het stelt een desolaat landschap voor met delen aarde, die met veel materie zijn weergegeven, met daartussen donkere vlekken, die op waterplassen lijken.
Wie deze rustgevende landschappen bekijkt, zou nooit kunnen vermoeden dat zij op een heftige, impulsieve wijze zijn geschilderd, die enerzijds kan vergeleken worden met de vroegere “action painting”, maar ook met de hedendaagse werkwijze van de Nieuwe wilden, die in Duitsland soms ook de “Heftige Malerei” wordt genoemd. Want Jacky Duyck werkt nooit op een beredeneerde manier. Hij weet nooit vooraf hoe zijn schilderij er zal uitzien. Het werk groeit al schilderend en opent ieder moment nieuwe mogelijkheden, waartussen gekozen moet worden. Soms legt de kunstenaar zijn doek op de grond en gebruikt hij de dripping techniek. Hij loopt omheen het doek en werkt tegelijk vanuit verschillende invalshoeken. Ook past hij allerlei technische experimenten toe. Zo zal de kunstenaar vaak op het doek een basislaag met acrylverf aanleggen, die immers snel droogt. Daarna zal hij met olieverf verderschilderen. In de olieverf kan hij ook nog zand of zagemeel mengen. In de aldus ontstane verfmaterie begint hij dan te kerven en te krassen met het mes of meestal met een stokje, waardoor er een grote levendigheid in sommige gedeelten van het werk ontstaat. bovendien kan hij op de olieverf ook nog met oliepastel en met potlood werken. Zijn interesse voor technische mogelijkheden heeft Jacky Duyck ook geleid naar het uitproberen van andere materialen, zoals de gouache, de aquarel, maar vooral de gemengde media.
In 1993 begint een derde periode in het oeuvre van Jacky Duyck, waarbij zich weer een verschuiving in de thematiek heeft voorgedaan. Waar de kunstenaar voordien de wereld vanuit de kosmos bekeek, blijkt hij nu nog wel vanuit de hemel, maar van veel dichterbij de aarde te onderzoeken. Dit betekent dat de hemelstrook boven het landschap veel smaller is geworden. Een logische evolutie lijkt mij dat Jacky Duyck, na jarenlang de kosmos te hebben geschouwd, nu de aarde steeds dichter nadert en er weldra ook zal landen om nadien de vegetale wereld te onderzoeken, waarvan nu reeds de eerste sporen in zijn werk merkbaar zijn.
Aan de einder komt vaak een pier, een vallei, een soort landingsbaan voor. Daar ligt de verbinding tussen het drukke, wriemelende leven op aarde en de serene stilte en rust van de hemel, die steeds op een vlakke, uitwaaierende wijze is geschilderd. Precies het contrast tussen deze twee elementen vormt het hoofdthema van zijn huidig werk. Al is de mens nog steeds niet uitgebeeld, toch zijn er nu sporen van zijn aanwezigheid op deze wereld. Korte, zenuwachtige verftoetsen, krassen, een opeenstapeling van impulsen, van gevoelens, vullen het landschap. Op deze manier wordt het drukke, overbedrijvige leven van de mens op aarde, met zijn stress, zijn struggle for life, zijn voortdurende strijd vol ambitie en nood aan promotie uitgebeeld. Het is één groot gewriemel, waarbij niet duidelijk identificeerbaar is wie of wat daar nu zo een grote drukte maakt. Op een bijna zuiver abstracte manier, maar tevens ook op een symbolische manier, heeft Jacky Duyck het jachtige, moderne leven op aarde weergegeven. Hij schildert wat de Nederlandse schrijven Max Dendermonde ooit in de titel van zijn bekendste roman heeft weergegeven : “De mens gaat aan vlijt tenonder”. Boven de enorme spanning en de chaos, die heersen op de wereld, spant zich de lichtblauwe hemel uit, die rust en vrede brengt. De kunstenaar verheft zich boven de wriemelende massa om uit te stijgen naar de rust van de ijle ruimte. Aldus wil hij ontsnappen aan het lot dat de gehele mensheid bedreigt, waarbij overspanning en uiteindelijk ondergang onafwendbaar zijn. Tevens wil hij hierdoor iedere mens waarschuwen, dat hij op tijd moet ontsnappen aan de dagelijkse sleur en weer tijd vinden om te dromen.
Enerzijds herkent men in deze schilderijen het contrast tussen de krioelende massa op de aardbodem en de rust en stilte in de hemel, maar anderzijds is er ook nog het contrast tussen abstracte en figuratieve elementen. Jacky Duyck brengt een abstracte kalligrafie in een figuratief landschap. Hierdoor ontstaan er ook weer allerlei nieuwe spanningen in het schilderij. Het landschap komt steeds dichterbij, terwijl de horizon steeds meer vervaagt. De kalligrafische tekens, die nu de bodem vullen, zouden in een volgend stadium wel eens het hoofdthema in het werk van Jacky Duyck kunnen worden, waarbij hij een grafisch abstract detail uit deze werken sterk uitvergroot weergeeft als een autonoom beeld. In deze derde periode gaat Jacky Duyck, veel sterker dan vroeger ooit het geval was, op een impressionistische wijze te werk. Niet alleen het aanbrengen van snelle, korte toetsen in zijn schilderijen, maar ook het spelen met het licht zijn typisch impressionistische stijlmiddelen. Hij gebruikt nu ook levendiger kleuren, minder grijs. Blijkbaar werkt hij nu graag met talrijke soorten blauw en ook met roze. Zijn kleurenpalet nadert de wereld van de Franse impressionisten. Sommige werken zoals de vier kleine schilderijtjes “Spiegeling” uit 1996 doen denken aan de wereld van Monet. Maar Duyck blijft zijn thematiek toch getrouw, hij schildert spiegelingen van de hemel in het water.
In andere schilderijen, vooral waar hij een plantengroei suggereert met veel geel en groen, vertoont hij een verre verwantschap met Vincent Van Gogh. Die indruk wordt ook nog in de hand gewerkt door de schilderwijze, het gebruik van korte toetsen, de snelle beweging met het penseel. De verf wordt niet langer uitgestreken zoals in de vroegere werken. De hemel is het laatste gedeelte dat nog vlak wordt geschilderd, waarbij de nuances van de kleuren langzaam in elkaar overvloeien, maar zelfs daar komen reeds in een paar werken korte toetsen voor. Zo blijkt hoe Jacky Duyck vooral de laatste vijf jaar steeds gedurfder wil schilderen. Tegelijkertijd laat de kunstenaar ook duidelijk zien dat hij plezier beleeft in het schilderen en dat dit genoegen de belangrijkste impuls is om schilderijen te maken. Jacky Duyck schildert om bepaalde gevoelens af te reageren, om zich te bevrijden van wat hem beklemt en hij vindt de oplossing, ook de opluchting, in de wijdse ruimte van het onmetelijke landschap, maar vooral in de ijle ruimte daarboven.
Zijn landschappen blijven nog steeds niet identificeerbaar. Het is onmogelijk te bepalen wat het gewriemel op deze wereld betekent. Zijn het grillige rotsen, of is het een opeenstapeling van wrakstukken of zijn het steden met eindeloze files auto’s, mensen die over elkaar heenlopen om hogerop te geraken op de maatschappelijke ladder? Waarschijnlijk is het dat alles tegelijk. Ieder schilderij bevat een opeenstapeling van gebeurtenissen, die de kunstenaar intrigeren, die hem onrustig maken en waar hij ook wil aan ontsnappen. Op een intuïtieve, impulsieve manier schildert Jacky Duyck de jungle van beton. Maar hij probeert tevens te ontsnappen aan de dagelijkse beslommeringen van een materialistische samenleving door op te stijgen naar een hoger levensideaal, dat niet aan plaats of tijd gebonden is. De kunstenaar zoekt naar de waarheid die van alle tijden is, ook al kan die niet gezegd worden, ook al kan die niet geschilderd worden. Maar hij vindt deze in de serene stilte, die heerst boven de lawaaierige chaos op aarde.
Toen ik kennis maakte met het werk van Jacky Duyck voelde ik een schok. Zijn schilderijen zijn indrukwekkend door de kleuren, het motief en hun thematiek. Voor mij zijn zij een uitbeelding van het oneindige. Het begin en het einde. De oertijd, het heelal en de weg die we afleggen naar de dood. ‘s Nachts kijken we naar de hemel en we vragen ons af wat deze planeten voor ons verbergen. Wij zijn nieuwsgierig en de ruimteschepen die wij uitsturen trachten ons iets te vertellen over de vreemde omgevingen die zij verkennen. Maar wij zijn mensen, wij zoeken altijd verder. Wij willen meer vernemen over wat voor ons essentieel is, maar toch raadselachtig blijft, waarvan wij veronderstellen dat nog veel elementen voor het grijpen liggen maar nog lang verborgen zullen blijven.
De schilder Jacky Duyck is vertrouwd met deze wereld en ziet wat deze verborgenheid inhoudt. Hij schildert de ruimte, de onsterfelijkheid. Hij toont ons het oneindige in zijn positieve, constructieve en zijn negatieve, destructieve betekenis. Waarom weet ik dat zo zeker? In 1992 verbleef ik vijf lange maanden in een ziekenhuis. Wekenlang bleef ik buiten kennis. Maar in mijn niet-bewustzijn leefden dromen. Deze dromen brachten mij op een weg naar de sterren en in de geheimzinnige ruimte van de gangen naar het eeuwige licht. En onderweg zag ik datgene wat Jacky Duyck op zijn doeken brengt. Want hij schildert eeuwigheid.
Die spontane en natuurlijke – aan de kunstenaar eigen – vorm van relativering, waarbij hij duidelijk zijn visie op dit aardse gebeuren uitdrukt, wordt echter niet alleen aan het toeval overgelaten. Gelukkig voor hem. Jacky Duyck is een rasecht kunstenaar, met een enorme stielkennis. Een ambachtelijk vakman, voortdurend op zoek en in beweging naar de perfectionering van zijn technische kanalen, bewust van de noodzaak dat door dergelijke vakkennis optimaal zijn emotionele en artistieke energie kan worden ontladen.
Met ieder van zijn werken – niet alleen met zijn schilderijen maar ook, zij het in wat mindere mate, zijn grafisch werk- en vooral met het buitengewoon samenhangend geheel van zijn oeuvre, schijnt Jacky Duyck het scheppingsverhaal, en vooral de derde dag, te willen illustreren of interpreteren.
Hemel en aarde zijn al gescheiden, maar de wereld is nog leeg; en vanuit dit punt begint de kunstenaar zijn eigen zienswijze en de vormgeving van ons leefmilieu uit te beelden. De mens is er nog niet, maar het is alsof Jacky Duyck de wording van zijn leefruimte wilde orchestreren. Met de hemel heeft hij geen probleem: in rustige zuiverheid hangt het blauw- of lichtgeel getinte uitspansel boven de aardkorst. Een lichte bewolking of lange slierten parelmoeren mistbanken regelen de ademhaling van de bovensferen en de regelmatige opeenvolging van dag en nacht, van seizoen en jaar: zij vertegenwoordigen het eeuwig vaste ritme van de natuur. Maar daaronder speelt zich de ontstuimige evolutie af van het menselijk wandeldek hier op aarde. De oceaan, die de weerspiegeling opvangt van het hemelgewelf, en waaruit alle leven op aarde zal ontstaan, doet de vaste grond geboren worden. Uit innerlijke, opstijgende spanningen ontstaat eerst een apocalyptische chaos. Maar deze is hier geen uiteindelijke vernietiging; wel, zoals een moderne filosofische strekking beweert, de oerwanorde die geleidelijk naar ordening en evenwicht ontwikkelt.
De energie die in de zee vervat is doet ruwe opeenhopingen van materie samentrekken, waarin en waaruit oerfossielen te voorschijn komen. Vaak liggen ze als drijfhout op een primitief strand, alsof ze slechts wachten op de uitstraling van de zon om tot leven te komen. Zo wordt een primaire vorm van levensaanwezigheid aangekondigd, die slechts zelden in de werken van Jacky Duyck een duidelijke gestalte krijgt: als kunstenaar is hij eerder gefascineerd door het worden der dingen dan door hun innerlijke verschijning.
Dit alles is echter een haast filosofische benadering van Jacky Duyck’s inspiratieve achtergrond. Belangrijker is het wellicht na te gaan door welke creatieve impulsen gedreven hij zijn verbeelding in kunstwerken omzet.
Aan de grond van de scheppingsdrang van Jacky Duyck ligt, paradoxaal genoeg (als we zijn bekommernis aannemen om de ontstaansontwikkeling van onze wereld picturaal of grafisch weer te geven), een streving naar ordening en harmonie: ordening in de opbouw en harmonie in de kleurschakeringen.
Hemel en aarde, zoals we hebben vastgesteld, zijn altijd met zachte scherpte gescheiden. Verticaliteit is alleen aangegeven door de drang die sommige soliede vormen omhoogstuwt. Maar die horizontale scheiding ligt hoger of lager, al bracht Jacky Duyck eindeloze spelingen aan op de gulden snede of de symmetrie. Deze bepalen het gewicht en de druk van het bovengedeelte van het doek op het onderdeel: ze brengen een specifiek muzikale zindering teweeg en ook, afwisselend, een gevoel van grotere rust en vertrouwen, of van ontstuimige opbruising van geweld en onzekerheid. Wanneer de voorgrond beperkt is tot een enge zoom, strekt zich een oneindige verte uit, terwijl een smalle hemellaag aan allerlei krachten en gistingen op aarde de vrije teugel laat. De wisselende geometrische indeling van het doekvlak verzekert in ieder geval de kenmerkende samenhang tussen de opeenvolgende schilderijen van Jacky Duyck.
Het kleurgebruik komt deze homogeniteit aanvullen en verhevigen: de kleuren blazen de enigszins strakke composities een soort van opbouwend leven in. Deiningen, golvingen, kristalliseringen, samentrekkingen zijn werkzaam om uit de oerzee land te doen opstijgen, dat de kiemen inhoudt van later leven: de kern van mineralen, de vezels van planten, de groeiweelde van grond, de schelpen of schubben van primitieve levensvormen rijzen naar het oppervlak, waarbij de zachtblauwe of grijze, de gele of lichtbruine, de parelmoeren tinten het onderscheid duidelijk maken tussen de verdere ontwikkeling naar een vegetaal, mineraal of dierlijk geheel. De kleuren, die aangebracht zijn in rijkgeschakeerde monochromie of een harmonieus geheel van afzonderlijke kleurtikkeltjes, wijzen ook – zoals de hemel – op specifieke jaargetijden: geel is de kleur van de lente, roodbruin is herfst en het overheersend blauw is zomer of stormtijd, is ook het symbool wellicht van onze “blauwe planeet”.
Zoals mijn confraterscritici, weet ik niet welk -isme-etiket ik op het werk van Jacky Duyck moet kleven: im- of expressionisme, symbolisme, surrealisme… alles past, en alles is onvoldoende. Kosmisch (Kosmisme?) hoort er ook bij. Ik weet niet of de wijze waarop ik werken van Jacky Duyck “lees”, aanvoel of omschrijf, juist is: alle opname van een kunstwerk is onvermijdelijk subjectief en gaat uit van een uitgesproken zelfprojectie.
Wat ik wel weet, is dat zijn werk mij “aanspreekt”: mij dus uitdaagt in mijn interpretatievermogen, mijn compositieaanvoeling opwekt, mijn kleurgenoegen bevredigt, mijn zin voor schoonheid aanwakkert. Kortom, beide mijn geest en mijn hart inwinnen en bekoren.
Ik ben erg blij en zeer vereerd dat ik mijn goede vriend en kunstenaar Jacky Duyck mag inleiden. Wij kennen elkaar al van het einde van de jaren 6O. Langs het theater om zijn wij met elkaar in contact gekomen. Jacky schilderde décors voor de jeugdvoorstellingen die wij in het Brialmont Theater gaven en sindsdien is er een hechte band ontstaan tussen het woord en het penseel. Want als je in zijn wereld binnentreedt dan weet je dat een schilderij niet alleen is om naar te kijken, maar om naar te luisteren. Luisteren zoals je naar de acteur luistert, die dan weer beelden oproept zoals Jacky ze zou schilderen. Hij neemt je mee naar ongekende werelden, dringt door tot in de oertijd, het ontstaan der dingen. En zoals de acteur een tekst laat bezinken, zo laat hij zijn tekening rusten en rijpen, zoals een goede fles wijn die alle kwaliteiten in zich
verborgen houdt, maar ze nog niet wil ontsluieren.
Trouwens over wijn gesproken, – toevallig wonen wij ook in dezelfde straat en bij hem kan je altijd terecht voor een goed glas en een diepgaand gesprek.
En niet alleen het theater, maar ook bij andere kunstvormen is er een aanvoelen, een verbondenheid met het werk van Jacky.
Bekende dichters, zoals Herman de Coninck, Willem Roggeman, schrijvers zoals Simon Vinkenoog, Phil Bosmans, Pieter Geert Buckinx, muzikanten zoals François Glorieux, Wannes Van de Velde, Johan Verminnen en zoveel anderen, tot onze eigen astronaut Dirk Frimout: allen hebben zij hun emoties verwoord in het prachtige boek “Een Duyck in de Kunst” uitgegeven in 1997, en waarvan nog enkele exemplaren beschikbaar zijn.
Jacky voelt de nood om de wereld aan te raken, om de wereld in wording te betekenen met zoals hij zelf zegt, “een veeg op het doek”. Inderdaad in den beginne was de geste en de geste heeft geleid tot een teatraal-liturgisch schilderen waaraan de ogen achter onze ogen kunnen participeren.
Het is dan ook niet te verwonderen dat Jacky herhaalde keren werd gehuldigd voor zijn baanbrekend werk:
van 1974 tot 2004 was hij medeoprichter en lesgever van het Atelier Beeldende Kunsten in Dilbeek 3O jaar lang heeft hij met veel enthousiasme deze jeugd, volwassenen en andersvalidenateliers geleid en bezield. Workshops, bezoeken aan musea, studiereizen in
andere landen behoorden tot het programma. Hij leerde zijn studenten omgaan met de materie en de verschillende technieken. Hij streefde ernaar dat zij opnieuw leerden zien, dat ze de ongekende wereld van het schilderen konden voelen, betasten, uitproberen, experimenteren.
Ik herinner mij een uitstap naar Frankrijk waar hij plots de bus liet stoppen en ons liet afstappen om naar de lucht en de wolken te kijken, om iets te ontdekken , een contrast, een kleurschakering, een blik in het oneindige.
In 1977 creëert hij “Kunstenaar, materiaal en techniek”, een project met atelierbezoeken
voor volwassenen en “Kunst op kindermaat” van 1988 tot 2002 voor scholen en jeugdverenigingen.
In 2002 werd hij benoemd tot “Vlaams Ambassadeur uit Dilbeek” en onlangs op 25 april werd hij door de burgemeester en het gemeentebestuur unaniem benoemd tot de Eerste Ereburger van Dilbeek, voor zijn jarenlange inzet en bijdrage aan het bloeiend artistieke leven in Dilbeek.
De kunstcriticus Hugo Brutin schreef:
“Jacky Duyck is een fenomeen in zijn soort. Hij houdt van blauwen, licht en van iets etherisch. Maar ook van okers die blauw ontmoeten en zich in luminositeit oplossen. Op schilderkunstig vlak moet hij voor niemand onderdoen. Zijn evocaties van berglandschappen, maanlandschappen, marines zijn krachtig en tevens gevoelig geschilderd. Er wordt nerveus in gekrast, kleurenharmonieën groeien zienderogen, er heerst een onmetelijke diepte.”
Jacky is een rustige man die graag praat maar ook kan luisteren. En hij heeft gevoel voor humor. Als je nog nooit zijn atelier hebt bezocht moet je dat beslist doen. De warme gezelligheid die er van uitstraalt nodigt je uit om rond te kijken naar die verscheidenheid van tekeningen en schilderijen, van affiches en ready mades, van curieuze snuisterijtjes en grillige takken of boomstronken, ergens opgeraapt. Dingen die je op de vuilnisbelt vindt krijgen bij Jacky een nieuw leven, hij beschildert kasseien of blikjes of schuurborstels, een verdroogd stuk fruit krijgt plots een menselijk gezicht.
Zijn tuin is een ontdekkingstocht van bloemen en planten, met hier en daar een voorwerp, een oude stoel, een roodgeverfd krukje, wat welriekende kruiden. En ergens loopt een rosse kater, die waakt over die sprookjestuin, en je onderzoekend bekijkt.
Jacky is tekenaar, tovenaar, graficus en schilder. Etsen en steendrukken, pen potlood en houtskooltekeningen, aquarellen, gouaches en olieverfschilderijen, hij is er allemaal mee vertrouwd, het is zijn rijkdom, zijn wereld.
Toenmalig minister Hugo Weckx schreef ooit bij de uitgave van “Een hommage aan Jacky, 2O jaar later”: “Jacky Duyck schildert en tekent poëzie, poëzie die beweegt op de golven van gedachten en gevoelens en die, op het ritme van het licht, de oneindigheid van de ruimte instapt.”
Beste vriend Jacky, laat ons nog lang genieten van je groot talent.
En laat ons drinken op de woorden van Roel Richelieu van Londerzele :
“Morgen zal ik in een fles wonen,
En aan de kurk zeggen niemand binnen te laten.
In een fles zijn de vensters van glas,
En wie naar binnen kijkt, ziet de mensen in een ander glaslicht.
De vloer is er van zachte oude wijn, en als je spreekt
Weegt de echo er niet zwaarder dan de ronde geur van druiven.
In een fles ZULLEN WIJ ouder worden dan onze vrienden”.
INLEIDINGSTOESPRAAK DOOR ALICE TOEN TER GELEGENHEID VAN DE VERNISSAGE VAN DE TENTOONSTELLING IN HET CULTUREEL CENTRUM “DE PLOTER” OP 29 SEPTEMBER 1994.
Ik beschouw het als een grote eer en een groot genoegen om vandaag mijn vriend en buurman Jacky Duyck te mogen inleiden.
Men kan zich de vraag stellen: waarom is de keuze ditmaal op mij gevallen? Wij kennen mekaar al van het einde van de jaren 60 en al die tijd heb ik Jacky’s carrière met bewondering én verwonde- ring gevolgd. Langs het theater zijn wij met mekaar in contact gekomen. Jacky schilderde décors voor de jeugdvoorstellingen in het Brialmont Theater, ook voor diverse producties die in de regie van Dries Wieme, onze gemeenschappelijke en betreurde vriend, werden opgevoerd.
Onder mijn voorgangers waren vaak kunstcritici die vertrouwd zijn met het vakjargon en in welluidende volzinnen zijn scheppingen ontleden en beschrijven. Deze technieken zijn mij vreemd. Ik wil Jacky benaderen als mens, als vriend, waar je welkom bent om ‘s avonds een glas wijn te drinken, om te praten.
En als het dan nog later wordt, dan neemt hij je mee naar zijn tuin en kijken we samen door een verrekijker naar de maan.
Dan beschrijft hij die wereld van kraters en ongekende landschappen en dan voel je hoe ver hij doordringt in de oertijd,
hoe sommige van zijn landschappen droombeelden oproepen over het ontstaan der dingen, het eerste schuchtere ontmoeten van gestolde ritmes en energieën.
Als je binnentreedt in zijn wereld, dan weet je dat een schilde- rij niet alleen is om naar te kijken, maar om naar te luisteren. Luisteren zoals je naar de acteur luistert, die dan weer beelden oproept zoals Jacky ze zou schilderen.
En zoals de acteur bij het instuderen van een rol, de brochure af en toe opzij legt om de tekst in zichzelf te laten bezinken zo laat ook Jacky zijn tekening, zijn schilderij rusten en rijpen. Zoals een goeie fles wijn die alle kwaliteiten in zich verborgen houdt maar ze nog niet wil ontsluieren.
De acteur op zoek naar zijn personage zoekt, tast af, probeert door te dringen tot de ziel. Zo werkt Jacky als schilder.
Hij wil nooit iets doelbewust inschuiven, hij werkt met de emoties van het moment.
Geen vooropgestelde emotionaliteit, maar een zoeken naar even- wicht.
En zoals mijn goede vriend Rudi van Vlaenderen ooit in zijn inleiding zei:
“Als iemand zo kan schilderen, qua bezieling en vaardigheid, dat je niet meer kan zeggen of het abstract is of figuratief, dat je kan zeggen dat het abstract en figuratief is, zodat alle etiket- ten die critici en kunstkenners zo graag willen kleven, eindelijk wegvallen en onbelangrijk zijn. .als iemand zo kan schilderen dat we emotioneel en verstandelijk de essentie van het schilderen, van de mens die schildert bereiken, dan kunnen we alleen maar dankbaar zijn.”
Bestaat voor de theatermaker en de dichter in de eerste plaats de noodzaak om de wereld te benoemen via de kracht en de magie van het woord, dan voelt Jacky Duyck de nood om de wereld aan te raken, om de wereld in wording te betekenen met een teken of zoals hij zelf zegt “met een veeg op het doek”. Inderdaad, in den beginne was niet het woord, maar de geste. En de beoefening van de geste heeft geleid tot een theatraal – liturgisch schilderen waaraan de ogen achter onze ogen kunnen participeren.
Vaak moet je bij een toneelstuk zoeken naar wat achter de woorden schuilt, naar de duiding. Diegene die dat kan overbrengen is een kunstenaar van het woord, zoals Jacky Duyck een kunstenaar van het penseel is.
Soms wordt er op een vlugge heftige manier gekrast, verf aangebracht, instinctief, in een roes en pas nadien komt de bezinning.
Het doek krijgt diepte door de kleuren, het licht, het is ook niet vlak, het heeft reliëf gekregen door het aanwenden van verschillende gemengde technieken. Dit bewegen, het voortdurend veranderen zonder zichzelf te verloochenen maakt dat zijn werk altijd boeiend blijft.
Jacky Duyck heeft altijd willen schilderen. Het is zijn manier van leven, het is zijn keuze. Hij is ook voortdurend met mensen bezig, grote of kleine mensen die hij deelachtig wil maken in zijn vreugde. Hij wil ze de ongekende wereld van het schilderen laten kennen, voelen, betasten, uitproberen, experimenteren.
Hij kan dag en nacht werken, zonder ophouden, geobsedeerd. En dan weer moet hij er eens tussenuit, om in Frankrijk indrukken vast te leggen en tekeningen te maken van Provençaalse dorpjes en te genieten van de zuiderse atmosfeer.
Jacky is een lieve, vriendelijke, rustige man, die graag praat, maar die ook kan luisteren naar anderen. Bij Jacky voel je je thuis.
Als je nog nooit zijn atelier hebt bezocht, dan moet je dit beslist doen. De warme gezelligheid die er van uitstraalt nodigt je uit om rond te kijken naar die verscheidenheid van tekeningen en schilderijen, van affiches en ready-mades, van curieuze snuisterijtjes en grillige takken of boomstronken, ergens opgeraapt. Dingen die op de vuilnisbelt terechtkomen krijgen bij Jacky plots een ander leven: hij beschildert kassei- en of blikjes of schuurborstels – een uitgedroogde vrucht op een stokje krijgt plots een menselijk aanzien door wat hij ervan maakt. Het zijn Spielereien maar het maakt deel uit van de atmosfeer die in zijn atelier huist.
Er is ook muziek die hem begeleidt terwijl hij schildert, opzwepende ritmische klanken of rustige klassieke muziek al naargelang het werk waar hij mee bezig is, al naargelang de wisselende stemmingen en invloeden.
Als je aandachtig en geduldig kijkt naar zijn schilderijen dan merk je welke graad van bezinning en meditatie hij heeft bereikt.
Kilometers lange geestelijke afstanden om tot de essentie der dingen te komen, een afspiegeling van de waarheid te benaderen.
Jacky Duyck is tekenaar, graficus en schilder. Etsen en steendrukken, pen, potlood en houtskooltekeningen, aquarellen, gouaches en olieverfschilderijen, hij is er allemaal mee vertrouwd. Dat is zijn rijkdom.
Jacky Duyck schildert en tekent poëzie. Poëzie die beweegt op de golven van gedachten en gevoelens en die, op het ritme van het licht, de oneindigheid van de ruimte instapt.
Dit schreef Minister Hugo Weckx bij de uitgave van “Een hommage aan Jacky Duyck, 20 jaar later”.
Beste Jacky, laat ons nog lang genieten van uw groot talent.
Lieve buurman, ik ben blij dat ik tot je vrienden behoor.
En om met de woorden van RoeI Richelieu van Londersele te besluiten:
Voortaan bewaar ik mijn wijn niet meer in kelders, maar op het strand, want de zee heeft dorst van al dat zout in haar woorden.
“Voortaan bewaar ik mijn wijn niet meer op het strand
maar in de regen, want de lippen van de regen zijn zoet en weten hoe een kurk te strelen.
Voortaan bewaar ik mijn wijn niet meer in de regen maar in de grond, omdat daar aarde woont en water dat mijn wijn niet schaden kan. Voortaan bewaar ik mijn wijn niet meer”.
“Morgen zal ik in een fles wonen
en tegen de kurk zeggen niemand binnen te laten
In een fles zijn de vensters van glas
en wie naar buiten kijkt ziet de mensen
in een ander glaslicht.
De vloer is er van zachte oude wijn
en als je spreekt weegt de echo er niet zwaarder
dan de ronde geur van druiven.
In een fles zal ik ouder worden
dan mijn vrienden”.
Het is mijn voorrecht, U het jongste werk te kunnen voorstellen van een kunstenaar in volle gisting, in volle evolutie, midden in de nerveuze, van verwachtingen trillende zoektocht naar een telkens weer andere, nieuwe definitie van zijn kunst en van zichzelf. Als Jacky Duyck niet zo’n kunstenaar was, zou ik dit niet zeggen want tot het uitspreken van grafreden voel ik me niet geroepen. Daarenboven, zoals de overleden en door mij diep betreurde anarchist Georges Brassens het schreef in één van zijn liedjes: «les morts sont tous des braves types» en wat valt er dan nog te vertellen. Nu is in zijn kunst Jacky Duyck voor mij het tegendeel van een «brave type», omdat hij zich niet vastpint, noch op een techniek, noch op een stijl, noch op een goed verkopend genre, maar hij, naargelang de wisselende stemmingen en invloeden, als een ondergronds grommende kater zijn hele eigen ondergrond exploreert en hiermee naar boven toe explodeert in steeds wisselende materies, vormen, structuren, stijlen.
Landschappen, gestructureerd en toch uiteengerukt: U vindt ze ook terug in een techniek die Duyck stilaan meesterlijk is gaan beheersen: die van de gouache, gecombineerd met aquarel, een toets van beits, gekerfd en afgescheurd papier. Onbekende, onbestaande en toch vreemd bekende omgevingen, ontstaan uit onrust, maar met een rustige beheersing van de materie en in een geladen, gespannen compositie op het papier gebracht.
En tenslotte is er de duidelijk zoekende Jacky Duyck, de kunstenaar die de vorm aan het bevechten is, waaruit hij morgen de nieuwe stad zal scheppen en wie weet overmorgen misschien de nieuwe mens. Het is Duyck die in bezetenheid, in woede of uit pure ellende met wilde vegen papier of doek te lijf gaat en na die uitbarsting, vanuit een bezinning, de overtollige Iyriek weghaalt, bijschaaft, de spanningsbogen op de juiste kracht brengt, het evenwicht van de compositie herstelt om aan de uitbarsting de hoogst mogelijke menselijke en artistieke expressiviteit mee te geven.
Jacky Duyck leads us into a world of unusual silence: the “silence of the world before Bach”, the initial world…
There, between the very beginning and the final accomplishment, lay his unvisited landscapes, never soiled by human steps, unreachably far, extremely deep. These are the revelations of the mystery that both attracts and frightens us. Sometimes the spectator gets the feeling he can see everything in a glimpse, a great vision of indescribable infinity. Though not in the picture, man is not far away: scratches, stripes, notches, hieroglyphics, fossilized plants, lighting spots, graffiti and human signals are signs of “life”, of “growing”, of “creative evolution”.
Like an archeologist Jacky Duyck is on his quest for signs of life. The silence that meets you out of the paintings is not the idyllic peace of a resting earth, nor the mortal peace of an extinct volcano. Confronted to this intangible and yet recognizable world, the individual cannot but lose himself. He is broken up, sucked away, lost. This is a very queer adventure; exactly in this gliding away, man discovers himself. He is captured and yet he is free. He approaches the edge of the threatening abyss, and yet he finds peace.
Obviously this adventure is more than merely “enjoying art”, such a pictured encounter differs from a drawing-room experience. The power of cosmos tears up the small world in which we have imprisoned ourselves. Our fashionable settings are taken away. The “traces” lead from the past to the present. With the painter we go to meet a more veritable life.
Een halve eeuw Jacky Duyck: gezamenlijke meditatie.
De “eeuwen der eeuwen” kunnen wij ons voorstellen als een eindeloos uitgestrekt landschap. Daaruit snijden wij een klein stukje van vijftig jaren los dat ergens een passende plaats heeft in het onmeetbaar grote schilderij waarover doorheen de hele mensengeschiedenis zoveel filosofische, theologische en andere literatuur gepleegd werd, maar dat wij eigenlijk nooit volledig te zien kregen. Waarom? Omdat ieder van ons daarvoor te klein is en omdat speciale brillen om naar de eeuwigheid te kijken nergens in de gewone handel verkrijgbaar zijn. Voor dit halve-eeuwfeest moeten wij ons dus wel tevredenstellen met een uitgeknipt fragmentje leven dat wij ter contemplatie aan de kijkmuur ophangen. Wij kunnen ons bijvoorbeeld inbeelden dat de oppervlakte ervan aanvankelijk een nog onbeschreven blad leek en dat daarop in de vroegste van die vijftig jaren een vraagteken geplaatst werd. Eerst een onzekere of hartstochtelijke krulkrabbel. En daaronder, preciezer en beslister: een punt. Bij dat denkbeeldige punt willen wij graag even mijmeren. Het zou best naar een moment van gelukkig of pijnlijk alleenzijn kunnen verwijzen. Tegelijk beginpunt, denkpunt, tastpunt, raakpunt. Of ook het uiterste punt waarheen, zoals Ruusbroec schrijft, alle lijnen – hoe aarzelend ook – samenlopen? Daarna kon nog allerlei gebeuren. Het is mogelijk dat in het verder verloop der vijftig jaren over dit vlak, in alle richtingen en schijnbaar lukraak, meer en meer kronkels en punten aan dit allereerste vraagtekenfiguur toegevoegd werden. Dat dit dan met diverse kleuren hetzij zachtjes genuanceerd, hetzij krachtdadig toegedekt werd. Dat een hand volle grepen zand eroverheen strooide en aldus zoiets als een korstig reliëf en derhalve een derde dimensie begon op te bouwen. En wat is er, bij dergelijk gezwoeg, nog allemaal mogelijk? Diverse metamorfosen kunnen zich immers in de loop der tijden ontvouwen. Maar ook als het oorspronkelijk vraagteken zich schijnt te verbergen achter wat binnen die vijftig jaren daaraan toegevoegd werd, is dat alles – dat alles met elkaar verbonden – nu toch zichtbaarder, voelbaarder dan alle denkbare uitlegwoorden dat kunnen zijn. Het deelt namelijk zichzelf en tevens zijn eigen mysterieuze betekenis mee. Wie wat zich daar laat zien aanschouwt, kan in zichzelf iets gewaarworden dat is als een “existentiële” verandering. Jawel, ook dat is mogelijk. En, na die halve eeuw, zelfs zeer wenselijk, dus “begerenswaardig”. Misschien zeggen degenen die samen de “trilling” ondervonden, tot elkaar: die dit veroorzaakt heeft is toch niet zomaar eender wie. In zo iemand zit steeds iets te broeien. Nu en dan breekt de schelp en komt weer een verrassing tevoorschijn. Toch wel goed dat er, in deze problematische wereld, zo iemand mag bestaan en ons op een zo persoonlijke manier kan aanspreken.
Ik giet niet graag veel woorden uit
over een schilderij.
Wel voel ik graag: “wat zegt ze mij”
over haar schilder, over zijn wereld,
onze moeder aarde, onze hemel Vader,
over dé Mens…over de onmens… over mij?
Een antwoord daalde langzaam neer
na jaren mogen luisteren
naar Jacky ‘live’ en naar zijn schilderijen.
Na heel veel mogen kijken
naar al wat hem omringt, omzingt.
Wat hem omgeeft, waar hij om geeft:
Zijn kleurvol pand… zijn tuin vol kleur
zijn binnenhof van (h)eden.
Dit luisteren werd stil aan-
horen, kijken, zien, aanschouwen
waar het bij hem om gaat, waar hij op staat…
wat er ‘in hem’ omgaat
…waarop zijn schilderen slaat.
Er groeit voeling met zijn geest,
zijn spel van vorm en kleuren,
Je gist niet meer naar wat hij zegt
maar wat hij zegt gaat gisten.
Je wordt zijn tocht-, zijn reisgenoot
zijn dromen doen je dromen….
dromen…
Maar dan
hoor ik de criticus in mij
schril tot de dichter schreeuwen.
Stop, stop! hou op, gedaan ermee
hou je verstand erbij.
De wereld is geen aquarel,
geen kleurpotlodenkleuterspel
geen olieverfgezweef!
Wees critisch, redelijk,
wees méns!
De schilder en zijn schilderij
hoor ik ‘gelukkig’ reageren
op deze ‘mens-zijn’-concurrent
die enkel van verstand wil weten.
” Schilderen en verwonderd zijn
betekent niet; verstand opzij.
Maar schildersdenken loopt niet vast
in uitgeholde of gestolde woorden.
Schildersgedachten roesten niet
in eigen-dunk, in enkel ‘denken dat je leeft’.
Schildersdenken blijft bewegen,
licht weerkaatsen, zin weergeven,
uitstralend zichzelf meedelen”.
“Kunst geeft ‘t zichtbare niet wéér,
ze mààkt zichtbaar” aldus Paul Klee.
Een schilderij is geen pamflet,
geen verleidelijk glanspapier,
geen verpakking van gedachten.
Een schilderij is zelf gedachte,
zelf gedicht, gezicht!
“une poignée de main” zegt Paul Celan
met een heel eigen
weliswaar gekleurde taal.
Die eigen kleur,
die eigen taal van Jacky Duyck
gaat plots of langzaam voor je open.
Zijn ‘voertaal’ neemt je mee.
HORIZON TAAL!
Vervoertaal
HORIZON TAAL!
Beroertaal
HORIZON TAAL!
Ontroertaal
Horizon taal klinkt door
in heel veel van zijn werken.
niet re – producerend
maar oneindig variërend repeterend
re – creërend
naargelang de kleur van zijn seizoen.
Immer weer op zoek die horizon,
die kim, die einder te ervaren.
Die horizon!
Die evenaar soms even evenarend
als warm verb(l)indend licht,
als wijdse veeg, als vaag vér schijnsel
dat samen vloeiend mengt
zichtbaar en verborgen,
dat samen gloeiend bindt
gisteren, nu en morgen
het ‘niet meer hier’ en ‘nog niet dáár’.
Die horizon!
Soms vlijmscherp scheidend
als streep eronder, kras erdoor.
Als scherf die schendt, verminkt, houweelt.
Kloof tussen ‘Geest’ en ‘Beest’.
Dat heb je mij geleerd, Jacky,
en vele jonge mensen.
Horizon taal verstaan!
Niet achterom te kijken,
maar voor je uit
naar dàt wat op je toekomt
wat je toekomt, toekomst.
Horizon taal begrijpen.
Naar ‘verre rijken’ reiken
door, – stilhoudend bij
het allerkleinste monument:
het Nu-moment –
nooit stil te blijven staan.
Dat spiegel jij ons voor!
‘Heel en al’ verwijlen,
liefde ‘vol’ bedrijven,
tussen ontstaan, vergaan, ontstaan.
Een ‘Duyck’ in de kunst.
De levenskunst.
Horizon taal!
Voor deze duik, een “Duyck” in de kunst
danken wij u en Hem!
In onze tijd van toenemende nivellering naar beneden, en robotisering, iets waar wij in verschil-lende maten en graden onder lijden, vonden wij in het werk van Jacky Duyck iets dat ons daaraan onttrok, iets dat er ons veilig voor stelde, een poëtische noot, een microob die in tegenovergestelde richting zich ontwikkelde, een geestelijk substraat dat de materie en het leven weet te transmuteren tot een onbepaalbaar, on-uitsprekelijk, on-zeggelijk geestelijk avontuur, tot een creatief, wat speels avontuur, dat ik-weet-niet-wat, dat het ferment en de structuur zelf van de vrijheid uitmaakt.
If someone can paint with such an inspiration and skill that the spectator cannot tell anymore weather it is abstract or figurative, or even better, call it abstract and figurative, that all labels – so appreciated by critics and specialists – ultimately fall off as unimportant… if someone can paint in a way we can reach emotionally and intellectually the essence of painting, of the painter himself, we cannot but be grateful. Let us never forget that an artist keeps giving presents.
Zoals de golven op wijdse oceanen dekken harde aardkorsten de mysteries toe die we er enkel onder kunnen vermoeden.
… Hoe aarzelend dan ook is er in Jacky Duyck’s schilderwerk het landschap. De gevulde maar sober desolate kleuren zijn bevreemdend en bevragend, zo is ook de kosmos. Het mysterie wordt niet verklaard. Het is het vatten van een ver verleden nog zonder leven.
Inleidingstoespraak door Julien VREBOS op tentoonstelling in het Kasteel van Huizingen op 28 juni 2008
Toen Jacky mij vroeg om zijn tentoonstelling in te leiden, vertelde ik hem dat ik het met plezier zou doen als ik niet vermeld zou worden op de uitnodiging. Enigszins verwonderd vroeg hij mij waarom? “Omdat jou werk belangrijk is en niet mijn speech”. “Jamaar jij bent toch bij vele mensen bekend, dus gaat er meer volk komen als ik jou op de uitnodiging vermeld”. “Dan komen die voor de verkeerde reden” was mijn antwoord. Nu dat ik al het volk hier zie kan ik met een gerust geweten beginnen… jullie zijn voor hem gekomen en niet voor mij.
Het openingswoord op vernissages lijkt vaak op een politieke speech, namelijk hoe meer conceptuele zinnen men de toehoorder om de oren slingert, hoe beter.“Readymadekunstenaar” en “Hij ontwikkelde een neonconceptuele stijl” of nog “De crisis van individualiteit die vandaag de dag de hedendaagse kunst lijkt te karakteriseren”. Het geeft de spreker een aura dat afstraalt op de kunstenaar als nougatbollen in een te kleine bokaal. Zie je het verband, voel je het vibreren… Mevrouw, ik zie u bedenkelijk kijken. Terecht! Het werk van Jacky heeft al deze poespas niet nodig. Hier word je geconfronteerd met de passie van een man. Een man die gedreven wordt door het leven. Veeleer dan retorische discours blijft Jacky gefascineerd door kleine, broze, breekbare dingen die ons omringen en waar wij voortdurend aan voorbij lopen.
Ik herinner mij dat ik een bezoek bracht aan zijn atelier samen met mijn vrouw Sabrina, die trouwens nog familie is van Jacky, en dat we na een avond enthousiast vertellen om half twee klaar stonden om te vertrekken, ik moest die morgen op om half vijf, toen Jacky plots een tak ontdekte rechts van de buitendeur. Hij begon honderduit de schoonheid te loven van wat voor velen een vulgaire dode tak zou zijn. Hij had hem meegebracht uit het Zuiden van Frankrijk. Zijn passionele verhaal in de stilte van de nacht bracht deze grillige tak opnieuw tot leven. Een man die zich verwondert over de grootste kunstschepper ooit, namelijk de natuur, dat is pas een Kunstenaar.
Wars van alle marketing technieken en bezopen discours van galerijhouders gaat Jacky op zoek, als een ontdekkingsreiziger, naar een evenwicht tussen materie en de oneindigheid die ons omringd. Als je samen met hem naar één van zijn werken kijkt, dan gaat hij eerst dichtbij zijn doek staan en met zijn hand maakt hij kleine draaiende bewegingen alsof hij je wilt laten opslorpen door de materie, om dan twee, drie stappen achteruit te gaan en je mee te sleuren in zijn verwondering voor de verre horizonten. Als wil hij zeggen, zie je hoe klein en nietig we zijn en toch delen we in het onbeschreven geluk van te verzinken in een wereld waar vrijheid niet gedefinieerd wordt door één welbepaalde kleur, maar door een explosie ervan.
Welkom in de wondere wereld van vrij man… Jacky Duyck.
Paul Klee zei ooit eens: “Kunst beeldt niet uit wat reeds zichtbaar is, maar maakt iets zichtbaar”.
Deze gedachte wordt door Jacky Duyck reeds twintig jaar gekoesterd.
Jacky Duyck schildert en tekent poëzie. Poëzie die beweegt op de golven van gedachten en gevoelens, en die, op ritme van het licht, de oneindigheid van de ruimte instapt.
Door het spel van licht en kleur en door het deskundig beheersen van verschillende technieken krijgt zijn werk – of het nu picturaal of grafisch is – een ontroerende diepgang. Het is deze kracht die ons begeestert en die ons, vol verwondering en bewondering, meeneemt naar een wondervol avontuur, naar de onpeilbare diepte van ons bestaan. Het genieten van deze zoektocht geeft aan het oeuvre van Jacky Duyck een soms rustgevende, meditatieve waarde, soms een onrustige en kosmische dimensie.
Twintig jaar als scheppend kunstenaar midden zijn leefwereld hebben Jacky Duyck gekneed tot een voorbeeld van de Uomo Universale. Jacky Duyck is immers niet enkel een veelzijdig getalenteerd kunstenaar, hij is bovendien een geëngageerd kunstpedagoog.
Vanuit een sterke innerlijke bewogenheid was en is hij de onvermoeibare bezieler van talrijke projecten om de kloof tussen de kunst en de mens te dichten. Dat zijn bijzondere aandacht hierin op de eerste plaats naar de jeugd gaat kan ik enkel toejuichen.
De scheppingskracht van Jacky Duyck zal ervoor zorgen dat deze hommage slechts een zoveelste orgelpunt wordt in zijn nooit aflatende zoektocht naar nieuwe inzichten en uitdagingen.
Met veel genoegen zal ik deze tocht aandachtig blijven volgen.
Niet alleen hebben wij geprobeerd om via tv de Vlaamse jeugd enthousiast te maken voor allerlei vormen van plastische expressie, maar op een blauwe maandag hebben wij zelfs op zijn atelier samen zitten schilderen.
(…) als geen ander kan hij vertellen wat een gelukkig mens hij is, omdat hij kan leven als een kunstenaar. En met kunstenaar bedoel ik hier : iemand die het diepste in hem kan meedelen aan de anderen.
Daarom, en ik zal wel de enige niet zijn, blijf ik altijd vreselijk jaloers op hem. Want dat dat geluk zijn deel geworden is, daar kunnen wij alleen maar blij om zijn.
Er zijn een hoop critici die zich voortdurend schijnen te verwonderen over de diversiteit van Jacky’s technieken, het brede spectrum van zijn onderwerpen, kortom de verschillende manieren waarop en waarin de kunstenaar Duyck tot uiting komt.
Hoe is dit mogelijk? Hadden ze dan gedacht dat een man als Jacky, die met volle teugen het leven drinkt, die oog heeft voor al wat er rondom hem gebeurt, artistiek voor één gat gevangen zou zitten? Of spreekt hieruit ook hun ontgoocheling dat ze Jacky Duyck niet één kunstetiket kunnen opplakken, en de toeschouwer waarachtig niet anders meer kan dan zich aan de méns Duyck interesseren? De ontroerde Jacky, de blije, de droevige, de bedachtzame, de uitbundige, de humoristische, maar altijd dezelfde eerlijke Jacky Duyck.
Hij schildert de toekomst, zegt de ene, hij schildert het verleden, meent de andere. Er zijn er zelfs die twijfelen tussen deze twee mogelijkheden. En ze zijn er volkomen naast. Jacky schildert het heden, de wereld waarin hij nù leeft. En we weten allemaal dat wat wij nu beleven zowel de toekomst als het verleden in zich heeft.